Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Wie beleid maakt en uitvoert, neemt altijd een zeker risico. Als gemeente worden we geconfronteerd met talloze maatschappelijke uitdagingen die vragen om nieuwe en innovatieve oplossingen. De uitkomst van onze inspanningen blijft echter altijd onzeker. Bovendien veranderen de omstandigheden continu, waardoor ons beleid soms onverwachte wendingen kan hebben. Daarom werken we aan risico-intelligentie: het vermogen om kansen en bedreigingen nauwkeurig in te schatten. Het is cruciaal dat we deze uitdaging oppakken, om te voorkomen dat de risico's waarmee we te maken hebben groter worden dan wat onze organisatie aankan.

Een belangrijke indicator die ons hierbij helpt, is het weerstandsvermogen. Dat laat zien of we als organisatie over voldoende financiële middelen beschikken om onverwachte tegenvallers en schade op te vangen. Het weerstandsvermogen wordt berekend door het vrij besteedbare bedrag (de weerstandscapaciteit) te verminderen met het benodigde bedrag om risico's op te vangen (de risicopositie).

Weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen

Risico’s kunnen ervoor zorgen dat we onze doelen niet bereiken. Daarom is het belangrijk om individuele risico's in te schatten. Om een stabiel financieel beleid te waarborgen, hebben we een deel van ons eigen vermogen gereserveerd als buffer om financiële risico's op te kunnen vangen.

In de jaarstukken 2022 bedroeg het risicoprofiel (gebaseerd op een Monte Carlo-simulatie) € 56,4 miljoen. In deze begroting is het risicoprofiel op basis van de meest recente gegevens verbeterd tot € 54 miljoen, een daling van € 2,4 miljoen. We zien verschuivingen in de omvang van de risico's. Aan de ene kant zijn de risico's in het sociaal domein en de cyberrisico's toegenomen. Aan de andere kant zijn de fiscale risico's en de risico's op het gebied van onder meer grondexploitaties afgenomen door de maatregelen die we hebben genomen.

Om deze risico's af te dekken, heeft de gemeente momenteel een bedrag van € 87,4 miljoen beschikbaar. Het weerstandsvermogen bedraagt dan € 33,4 miljoen (€ 87,4 miljoen minus € 54 miljoen). Dit betekent dat we in staat zijn om de uitvoering van ons beleid voort te zetten bij onverwachte risico's. Het beleid rondom het weerstandsvermogen is in onderstaande afbeelding te zien:

  • De verticale as links (0,0-60,0) toont de bedragen x € 1 miljoen per risicogroep (kolommen).
  • De verticale as rechts (0,0-140,0) toont het totaal aan risico's (de rode lijn) en het beschikbare vermogen x € 1 miljoen (de groene lijn). Het verschil tussen beide lijnen is het weerstandsvermogen.

Hoe we omgaan met het weerstandsvermogen, staat in de afbeelding hieronder:

De rode lijn geeft het minimale bedrag aan dat we als buffer moeten aanhouden. Dit bedrag is nodig om mogelijke financiële tegenslagen op te vangen. Wanneer we een vermogen hebben dat groter is dan dit minimale bedrag, bepalen we hoeveel geld we nodig hebben om onze financiële positie op orde te krijgen of te houden. Dat geeft het grijze vakje in de afbeelding aan. Onze financiële positie meten we met verschillende financiële kengetallen, zoals de netto schuldquote, de solvabiliteit, de grondexploitatie, de belastingcapaciteit en de structurele exploitatieruimte (zie de toelichting verderop).

Nadat we de benodigde buffer hebben aangehouden en onze financiële positie op orde hebben gebracht, maken we inzichtelijk hoeveel geld er nodig is voor de uitvoering van eerdere bestuurlijke besluiten. Als dit alles gedekt is, blijven er mogelijk nog middelen over. Dit restant kan vervolgens vrij worden ingezet.

Beleid: Uitgangspunten en proces

Terug naar navigatie - Beleid: Uitgangspunten en proces

Ons uitgangspunt zijn de doelen die het gemeentebestuur heeft vastgesteld. Die willen we behalen met zo min mogelijk tegenslagen. Door de 4 lijnen hieronder te volgen, zorgen we voor een effectief risicomanagement en minimaliseren we de impact van risico's.

1e lijn: risico’s inventariseren
We hebben te maken met risico's en kansen die voortkomen uit externe ontwikkelingen die buiten onze invloedssfeer liggen. Als gemeente nemen we strategische risico's om het maximale uit ons beleid te halen. Deze strategische risico's zijn dus niet ongewenst, maar zijn juist bewust genomen. Daarnaast zijn er risico's die voorkomen kunnen worden en direct voortvloeien uit ons normale werk. Hieronder vallen ook compliancerisico's die ontstaan als we niet voldoen aan wet- en regelgeving. Bovendien moeten we rekening houden met mogelijke incidenten en schades, zoals fraude. Al deze risico’s brengen we in kaart.

2e lijn: toprisico's selecteren
Halfjaarlijks, bij de begroting en bij de jaarrekening, selecteren we de risico's die de grootste impact hebben. Deze risico's worden aangeduid als toprisico's en vormen onze tweede lijn van risicobeheersing. Deze risico’s worden opgenomen en toegelicht in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting en de jaarrekening.

3e lijn: maatregelen nemen
Om de geselecteerde risico's te beheersen, stellen we een strategie op waarin we beheersmaatregelen treffen. Dit is onze derde lijn van risicobeheersing.

4e lijn: audits uitvoeren
We beoordelen ons risicomanagementproces periodiek via een audit. Die wordt uitgevoerd door het team Audit van de afdeling Concerncontrol. Op basis van deze beoordeling kunnen we het proces aanscherpen of het systeem aanpassen.

Benodigde weerstandscapaciteit

Terug naar navigatie - Benodigde weerstandscapaciteit

Via een risico-inventarisatie hebben we honderden risico's in beeld gebracht. Die gebruiken we om het risicoprofiel en de weerstandscapaciteit te bepalen. De belangrijkste risico’s lichten we verderop in deze paragraaf toe.

Om de benodigde weerstandscapaciteit zo nauwkeurig mogelijk te berekenen, hebben we een Monte Carlo-simulatie uitgevoerd. Deze geautomatiseerde simulatie is een veelgebruikte statistische techniek die verschillende (kans)scenario's doorrekent. Hierbij wordt gerekend met zekerheidspercentages. Deze percentages geven aan hoe waarschijnlijk het is dat de financiële gevolgen van de werkelijk opgetreden risico’s lager zijn dan de berekende waarde. We gaan uit van een zekerheidspercentage van 95%. Er is dus slechts een kans van 5% dat de schade hoger is dan het berekende bedrag. Hierdoor krijgen we een realistisch beeld van de mogelijke financiële impact van de risico’s en de weerstandscapaciteit die nodig is.

De bedragen voor 'Vastgoedontwikkeling', 'Huurinkomsten en leegstand gemeentelijk vastgoed' en 'Sociaal Domein' in de tabel zijn op basis van deze Monte Carlo-simulatie bepaald. Voor de overige risico's hebben we de bedragen bepaald door de kans te vermenigvuldigen met het gevolg. Als voorbeeld: stel dat het gevolg van een risico € 20 miljoen bedraagt en dat de geschatte kans van optreden 50% is, dan nemen we in de tabel € 10 miljoen op (€ 20 miljoen x 50%).

Bedragen x € 1 miljoen
Nr. Risico`s Begroting 2022 Jaarrekening 2021 Begroting 2023 Jaarrekening 2022 Begroting 2024
Grondexploitaties
1 Vastgoedontwikkeling 14,7 11,8 13,9 13,3 12,5
2 Claims 1,1 1,1 1,1 1,9 0,6
Sociaal Domein
3 Sociaal Domein 21,6 20,1 12,6 14 15,4
Derden
4 Huurinkomsten en leegstand gemeentelijk vastgoed 8,1 8,2 8,2 - -
5 Verbonden partijen (GR'en) 1,3 1,3 1,2 1,2 1
Projecten
6 Projecten 10,7 11,1 10,4 9,9 10,7
Overige risico's
7 Implementatie omgevingswet pm pm pm pm pm
8 Klimaatrisico's 1,0 0,8 0,8 0,8 0,8
9 Achterstand verharding - 1,8 2,0 2 2,0
10 Bedrijfsvoering 2,6 3,4 - - -
11 Cyberrisico's 0,8 0,8 0,8 0,8 1,7
12 Fiscale risico's 0,9 0,3 0,3 1,6 0,2
13 Fluctuaties gemeentefondsuitkering 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4
14 Buffer risico's Corona 3,8 3,8 1,9 - -
15 Garantstellingen pm pm pm pm pm
16 Inflatie en sensitiviteit pm 12,6 12,6
17 Transportschaarste elektriciteitsnet pm

 

Toelichting op de toprisico’s

  • Vastgoedontwikkeling (€ 12,5 miljoen, was € 13,3 miljoen)

    De huidige methodiek van risicomanagement is gebaseerd op de nota Risicobereidheid en weerstandsvermogen uit 2018. De risico’s die zijn verbonden aan grondexploitaties, zijn onderdeel van de totale risicopositie van de gemeente en worden gedekt uit de totale weerstandscapaciteit. De verwachte positieve resultaten vanuit de grondexploitaties vormen een extra buffer voor de risico’s. Omdat in het financieel meerjarenperspectief een groot deel van die positieve resultaten als opbrengst is ingerekend, is het effect van deze buffer inmiddels beperkt. Het totale risico dat verbonden is aan het taakveld Grondexploitatie wordt bepaald door de volgende risico’s te beoordelen:

    1. Risico’s in individuele grondexploitaties. We houden die bij op risicokaarten.

    2. Een scenario voor projectoverstijgende risico’s. Dat scenario heet 'stagnerende economie'. Daarin stijgt de rente met 1% extra, ligt de kostenstijging structureel 2% hoger en ligt de opbrengstenstijging structureel 2% lager dan de standaardparameters in onze grondexploitaties. Bovendien treedt 100% vertraging op bij het afwikkelen van de grondexploitatie. Onder dit scenario vallen de mogelijke effecten van bijvoorbeeld de stikstofcrisis en de huidige economische tegenwind op onze actieve grondexploitaties.

    3. Risico’s verbonden aan onze portefeuille panden en gronden.

      Deze 3 risico’s brengen we apart in beeld, waarna een Monte Carlo-simulatie bepaalt hoeveel weerstandscapaciteit er nodig is om deze risico’s af te dekken. De risicokaarten tellen op tot een gewogen risico van € 4,9 miljoen. Het scenario 'stagnerende economie' komt uit op een gewogen risico van € 5,3 miljoen. Het gewogen risico dat is verbonden aan onze voorraad gronden en panden, bedraagt € 1,7 miljoen. Met deze input berekent de Monte Carlo-simulatie een benodigde weerstandscapaciteit voor het taakveld Grondexploitatie van in totaal € 12,5 miljoen. Dat is € 0,8 miljoen minder dan we hadden berekend bij de jaarrekening 2022 en € 1,4 miljoen minder dan we hadden berekend bij de begroting 2023. Aan de ene kant daalt het risico in grondexploitaties die bijna afgerond zijn en door programmawijzigingen. Aan de andere kant dragen nieuw gestarte grondexploitaties weer bij aan het totale risico. De huidige marktomstandigheden houden de risico’s hoog. De gestegen bouwkosten bemoeilijken de realisatie van vastgoed en de gestegen rente zet de waardering onder druk.

  • Claims (€ 0,6 miljoen, was € 1,9 miljoen) 
    Dit zijn risico’s voor claims van bijvoorbeeld ruimtelijke ontwikkelingen, of als gevolg van handhaving. 

  • Sociaal Domein (€ 15,4 miljoen, was € 14 miljoen)

    Dit risico is de optelsom van de verschillende risico’s binnen het sociaal domein. Deze zijn toegenomen met € 1,4 miljoen.

    Het ministerie van SZW wil er met de financieringssystematiek BUIG voor zorgen dat alle gemeenten samen een toereikend macrobudget hebben en dat de verdeling zo goed mogelijk aansluit bij de werkelijke kosten. In de praktijk blijkt echter dat deze financieringssystematiek nog niet goed aansluit. Daarom heeft de minister in 2022 diverse onderzoeken in gang gezet om het objectiefvoordeelmodel te verbeteren. De kans bestaat dat het BUIG-budget ontoereikend is. Wanneer dit zo is, kunnen we aanspraak maken op een vangnetuitkering, die door de toetsingscommissie Vangnet Participatiewet wordt beoordeeld. Aan deze vangnetuitkering zijn verschillende voorwaarden verbonden, waaronder een eigenrisicocomponent (maximaal 10% van het BUIG-budget).

    De ombuiging vanuit het Bestuursakkoord 2022-2026 op het gebied van werk en inkomen is mogelijk niet (volledig) haalbaar. Het betreft € 3 miljoen in 2023, aflopend naar € 0,5 miljoen in 2026. Momenteel onderzoeken we maatregelen en scenario’s die kunnen bijdragen aan deze ombuiging. De uitkomst hiervan is nog onzeker.

    Voor Jeugd ligt er een principeakkoord (hervormingsagenda), dat in lijn ligt met de uitspraak van de Commissie van Wijzen (18 mei 2021). Het Rijk erkent de noodzaak van een aangepast ingroeipad. De eerder ingeboekte bezuiniging wordt met ingang van 2023 tot en met 2025 bevroren. Daarnaast blijft de doelstelling van € 1 miljard overeind, maar erkent het akkoord dat € 650 miljoen onderbouwd en ‘mogelijk haalbaar’ is en € 380 miljoen met onzekerheden omgeven is. Ook op het vlak van risicodeling is het Rijk ons tegemoetgekomen. Onvoorziene omstandigheden en autonome groei vallen onder de verantwoordelijkheid van het Rijk. In 2025 toetst een deskundigencommissie, die zwaarwegend advies geeft, wat er nodig is in de toekomst. 

    Door de invoering van het abonnementstarief is het aantal Wmo-hulpaanvragen gestegen. Dit veroorzaakt structureel hogere kosten (uitvoeringskosten en voorzieningskosten voor huishoudelijke ondersteuning). Om de houdbaarheid van de Wmo te verbeteren, voert het kabinet een aantal aanpassingen door in het stelsel. De belangrijkste aanpassing is de invoering van een passende eigen bijdrage voor huishoudelijke ondersteuning per 1 januari 2026. We verwachten dat het aantal cliënten dat gebruikmaakt van huishoudelijke ondersteuning hierdoor slechts licht afneemt en niet op het niveau komt van vóór de invoering van het abonnementstarief. De extra inkomsten vanuit de eigen bijdrage zijn naar verwachting niet toereikend.

    In 2021 is de beweging naar de voorkant/klantreis gestart in kwadrant Noordoost. Alle vragen die met de Wmo te maken hebben, worden opgepakt door het aanmeldpunt van Zorg voor elkaar Breda (ZveB) of via de inlopen van ZveB. Zij bepalen na een korte uitvraag waar de vraag het beste opgepakt kan worden. We zagen in 2021 het aantal maatwerkvoorzieningen voor Wmo-begeleiding in Noordoost stabiliseren, terwijl dit aantal in de andere 3 kwadranten steeg. In januari 2022 hebben we de nieuwe klantreis Wmo daarom in de hele stad ingevoerd. We verwachten dat deze aanpak de groei van het aantal aanvragen voor Wmo-begeleiding afremt. Die daling heeft waarschijnlijk wel langere tijd nodig, gezien de landelijke verwachting uit de Wmo-monitor.

    Voor jeugdhulp en Wmo worden nieuwe tarieven vastgesteld / geïndexeerd na vaststelling van de begroting. Het risico bestaat, dat we contractueel meer moeten indexeren dan wij op onze begroting toepassen. 
  • Huurinkomsten en leegstand gemeentelijk vastgoed (blijft nihil)
    Door de afwaardering van het faillissementsrisico van NAC en de afgenomen onzekerheid rondom leegstandrisico’s bij de voormalige ATEA-panden en stadskantoor C is dit risico komen te vervallen.

  • Verbonden Partijen (€ 1 miljoen, was € 1,2 miljoen)
    Voor gemeenschappelijke regelingen (GR'en) reserveren we vermogen. Een aantal GR'en bouwen geen eigen vermogen op en vallen bij tegenvallers direct terug op het vermogen van de deelnemende gemeenten, waaronder Breda. Wij steunen nu op het risicomanagement van GR'en.

  • Projecten (€ 10,7 miljoen, was € 9,9 miljoen) 
    Het gaat hierbij om projecten zoals het doortrekken van de Nieuwe Mark, Havenkwartier-De Strip en de claims vanuit oude wijkontwikkelingsprojecten. Hiervoor bestaat het risico van claims, vertragingen en mogelijke budgetoverschrijdingen door prijsontwikkelingen, meerwerk en subsidierisico's. De risicoanalyses en beheersmaatregelen voor al deze projecten zijn geactualiseerd, waardoor we realistische inschattingen hebben per project. Het project Talentencentrum De Kragt is inmiddels afgerond. Eventuele kosten die voortkomen uit risico's die zich later nog voordoen, kunnen worden gedekt vanuit de projectmiddelen en worden niet opgenomen in het huidige risicoprofiel. Ook voor de Doorstroomvoorziening zijn de risico’s nihil. Desondanks zien we een stijging in het gewogen risico van de projecten. Deze stijging komt voort uit een positief risico, oftewel een kans, die zich heeft voorgedaan bij de Nieuwe Mark. Doordat deze kans werkelijkheid is geworden, wordt deze niet meer als potentieel (positief) risico beschouwd. Deze wordt dan ook niet meer meegenomen in het risicoprofiel. Het afzwakkende effect dat de kans op het gewogen risico had, vervalt daarmee.

  • Implementatie Omgevingswet (blijft p.m.) 
    De inwerkingtreding van de Omgevingswet is uitgesteld tot 1 januari 2024. De veronderstellingen die lagen onder de claim bij de Jaarrekening 2022 zijn nog steeds van toepassing en lopen door in 2024. Als de landelijke voorziening niet op tijd klaar is, onvoldoende getest is of als er onvoldoende mee geoefend is, vraagt dat om het werken met ‘work arounds’. Dit extra werk is een risico voor onze capaciteit en doorlooptijden. Extra capaciteit en middelen zijn dan nodig om onze doelen te bereiken en onze wettelijke verplichtingen na te komen.

  • Klimaatrisico’s (blijft € 0,8 miljoen + p.m.)

    De klimaatrisico's in het openbaar gebied zijn divers: van meer bomen en groen vervangen door droogte en hevige stormen en meer dierplagen tot de aantasting van wegen, extra inzet voor gladheidsbestrijding en wateroverlast door extreme neerslag. De klimaatrisico’s worden beperkt door extra acties, waaronder extra structurele middelen voor het onderhoud van het groen. Daarnaast zetten we initiatieven voort die zich richten op klimaatadaptief handelen, zoals klimaatadaptieve wijkdeals, het project Groene Buurtjes, een verbreding van de subsidieregeling Groene Daken, het uitvoeren van stresstesten en risicodialogen. In het Strategisch Investeringsplan hebben we middelen gereserveerd voor groene pleinen en parken 2.0. Deze maatregelen dragen bij aan de hitteproblematiek in de binnenstad. In het Bestuursakkoord 2022-2026 zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor groen, extra bomen en het actualiseren van de bomenkaart. 

    Vanwege de slechte toestand van de Natura 2000-gebieden in Brabant heeft de provincie in maart 2023 besloten om geen vergunningen meer te verlenen die gebruikmaken van extern salderen of het Stikstof Registratie Systeem. Per project bekijken we nu de gevolgen en mogelijke oplossingen hiervoor. Duidelijk is wel dat natuurherstel, inclusief de bijbehorende investeringen, de komende jaren essentieel is.

  • Achterstand verharding (blijft € 2,0 miljoen)
    Uit de weginspectie van 2020 bleek dat de onderhoudstoestand van de wegverhardingen zich anders ontwikkelt dan in eerdere inspecties naar voren was gekomen. Er is sprake van een trendbreuk. In 2022 hebben we opnieuw een weginspectie uitgevoerd in 50% van ons werkgebied. Een voorzichtige doorkijk geeft aan dat we de achterstalligheid kunnen inlopen, maar niet volledig kunnen inhalen. Deze hoofdpunten zorgen ervoor dat onze huidige onderhoudsstrategie steeds minder effectief is:
    • de toenemende complexiteit van het gebruik van de openbare ruimte
    • de theoretische versus de praktische onderhoudssystematiek
    • de klimaateffecten als katalysator

      Dit is zichtbaar bij het op peil houden van de kwaliteit van onze wegverhardingen. De oplopende achterstanden kunnen leiden tot achterstalligheid in het onderhoud. Dit betekent 2 het volgende:
      • Op de middellange termijn leidt dit tot kapitaalvernietiging en stijgende kosten voor onderhoud en herstel. Op langere termijn neemt de kans op onveilige situaties toe.
      • We leggen de focus op het wegwerken van de achterstalligheid. In 2023 hebben we de ‘voorziening achterstallig onderhoud verhardingen’ van € 3,2 miljoen weggewerkt. Het aanpakken van de geconstateerde achterstanden is onderdeel van de actualisatie van het beleidskader Kapitaalgoederen in 2023. Het risico dat de achterstanden uit de meest recente inspectie leiden tot nieuwe achterstalligheid doordat ze niet tijdig worden opgelost, wordt op dit moment ingeschat op € 2,0 miljoen, inclusief prijsstijging.

  • Bedrijfsvoering (blijft nihil)
    Door de getroffen maatregelen en financiële meevallers binnen de bedrijfsvoering is het risico niet meer aanwezig.

  • Cyberrisico’s (€ 1,7 miljoen, was € 0,8 miljoen)
    Het dreigingsbeeld Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (IBD) geeft inzicht in de belangrijkste bedreigingen en ontwikkelingen op het gebied van informatiebeveiliging en adviseert over prioriteiten. In het dreigingsbeeld van 2022-2023 geeft de IBD de volgende risico’s aan op het gebied van gegevensbescherming:
    • uitval van dienstverlening en bedrijfsvoering
    • vertrouwelijke informatie in verkeerde handen
    • fouten in de dienstverlening door incidenten en aantasting van de kwaliteit en integriteit van data

      Daarnaast geeft de IBD in het dreigingsbeeld de volgende dreigingen weer:
      • meer ransomware, destructievere gevolgen
        De IBD ontving de afgelopen 2 jaar steeds meer meldingen van situaties waarin gemeentelijke processen langdurig(er) verstoord zijn door destructieve gijzelsoftware.
      • steeds meer en ernstigere kwetsbaarheden in software
        In 2021 werden wereldwijd ruim 20.000 kwetsbaarheden geregistreerd, waarvan de IBD er 1841 heeft aangemerkt als relevant voor gemeenten. De kwetsbaarheid in softwarecomponent Log4j en het massale misbruik daarvan zorgde er eind 2021 voor dat tienduizenden softwarepakketten met spoed moesten worden bijgewerkt.
      • gevaren in ketens uit het zicht
        Gemeenten nemen deel aan veel samenwerkingsverbanden en maken gebruik van de diensten van derden, zoals softwareleveranciers. De afgelopen 2 jaar zijn gemeenten regelmatig geconfronteerd met incidenten die zijn ontstaan bij derden, waarbij de gevolgen in de eigen gemeente merkbaar waren.

  • Fiscale risico's (€ 0,2 miljoen, was € 1,6 miljoen)
    De gemeente heeft in grote lijnen afspraken kunnen maken met de Belastingdienst over haar belastingplichtige activiteiten. Er bestaan nog kleine onduidelijkheden over de rentepercentages die we mogen hanteren voor de vennootschapsbelasting en een btw-vraagstuk met bijbehorende belastingrente. In totaal bedragen deze risico’s € 180.000.

  • Fluctuaties gemeentefondsuitkering (blijft € 1,4 miljoen)
    De gemeentefondsuitkering van het Rijk varieert flink binnen een begrotingsjaar. Om de afhankelijkheid van de circulaires te verkleinen, vormen we een buffer. Zo kunnen we beheerst het beleid aanpassen bij onverwachte fluctuaties.

  • Buffer risico's corona (blijft nihil)
    Omdat de coronacrisis inmiddels achter ons ligt, vervalt dit als toprisico.

  • Garantstellingen (p.m.)
    Garanties verlenen aan derden en achtervangposities innemen bij waarborgfondsen is niet zonder risico's. De gemeente wordt aangesproken als derden hun verplichtingen niet nakomen. Bij een achtervangpositie in een waarborgfonds gebeurt dit pas als het garantievermogen van het fonds niet toereikend is. We schatten dit risico laag in. Bij een aanspraak zorgen de hypothecaire zekerheden in ons voordeel ervoor dat het financieel verlies gering of nihil is. De gemeente heeft bij 2 waarborgfondsen een achtervangpositie:
    1. het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)
    2. het Waarborgfonds Eigen Woningen dat de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) verstrekt

      Bij beide waarborgfondsen verwachten we de komende jaren geen aanspraak op de achtervangpositie.

  • Inflatie en sensitiviteit (blijft € 12,6 miljoen + p.m.)
    De economische onzekerheid en instabiliteit door de invasie in Oekraïne hebben een aanzienlijke impact gehad. We blijven kampen met een historisch hoge inflatie en voortdurende prijsstijgingen. De energiesector zorgt voor forse prijsstijgingen, wat een directe impact heeft op onze burgers en ondernemers. Daarnaast vormen ook de krapte op de arbeidsmarkt en het tekort aan grondstoffen een groot probleem. Deze kwesties treffen niet alleen de samenleving, maar ook onze eigen organisatie. Onze uitgaven zullen waarschijnlijk aanzienlijk stijgen door loonstijgingen, hogere kosten voor investeringen en de toenemende energiekosten voor onze eigen gebouwen en voertuigen. Het beheersen van deze effecten blijkt een uitdagende taak, aangezien ze slechts gedeeltelijk kunnen worden bijgestuurd en moeilijk kwantificeerbaar zijn. Daarom is dit risico pro memorie meegenomen. 

Beschikbare weerstandscapaciteit

Terug naar navigatie - Beschikbare weerstandscapaciteit
Bedragen x € 1 miljoen
Onderdeel weerstandscapaciteit 2024 2025 2026 2027
Algemene reserve (per 1-1) 81,7 76,8 80,2 86,4
Onvoorzien 1,0 1,0 1,0 1,0
Vermogen om bezuinigingen door te voeren p.m. p.m. p.m. p.m.
Totaal beschikbare weerstandscapaciteit 82,7 77,8 81,2 87,4

Met een risicopositie van € 54 miljoen is de beschikbare weerstandscapaciteit voldoende om de risico's af te dekken.

Weerstandscapaciteit
De weerstandscapaciteit geeft aan welk vermogen we beschikbaar hebben om de risico's af te dekken. Dit bestaat uit de algemene reserve, de post onvoorzien en het vermogen om bezuinigingen door te voeren.

Algemene reserve
De gemeentebrede algemene reserve behoort tot de weerstandscapaciteit, voor zover deze vrij beschikbaar is. Vanaf 2021 is deze volledig vrij beschikbaar met uitzondering van een blokkering van € 16,5 miljoen voor de Noordelijke Rondweg.

Onvoorzien
De begrote post onvoorzien is € 1 miljoen per jaar.

Vermogen om bezuinigingen door te voeren
De ruimte in de meerjarenbegroting is bestemd voor nieuw beleid en toekomstige investeringen. Daarom rekenen we deze niet toe aan de beschikbare weerstandscapaciteit.

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Financiële kengetallen
Rekening 2021 Rekening 2022 Begroting 2023 Begroting 2024 Begroting 2025 Begroting 2026 Begroting 2027 Streef- waarde
Stabiliteit
Solvabiliteitsratio * 18,54% 21,07% 16,97% 14,65% 15,95% 14,64% 15,15% > 20%
Solvabiliteitsratio exclusief doorleningen 23,52% 26,11% 20,82% 17,69% 19,02% 17,27% 17,80% > 20%
Structurele exploitatieruimte * 0,27% 1,81% 0,96% 0,28% 1,05% -0,87% -1,64% > 0%
Wendbaarheid
Belastingcapaciteit * 96,65% 95,10% 93,04% 86,65% 87,93% 89,23% 90,53% < 105%
Netto schuldquote * 60,84% 53,11% 65,41% 66,55% 69,98% 74,67% 72,67% < 90%
Gecorrigeerde netto schuldquote * 40,59% 35,47% 48,28% 51,33% 54,99% 60,03% 58,70% < 90%
Weerbaarheid
Grondexploitaties * 3,85% 1,86% 0,77% 0,71% 0,73% 0,75% 0,75% < 20%
Ratio weerstandsvermogen 2,2 1,7 1,5 1,5 1,4 1,5 1,6 > 1,0
Onbenutte belastingcapaciteit 44,86% 63,02% 51,36% 54,99% 54,99% 54,99% 54,99%
Wettelijke kaders
Rente risiconorm (ruimte onder risiconorm * € 1 miljoen) 110 117 140 138 139 135 133 > 0
Kasgeldlimiet: onderschrijding (+) of overschrijding (-) per kwartaal ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++
EMU-saldo (* € 1.000) -10.684 20.806 -96.495 -54.786 -17.072 -29.256 12.480 > - € 28.985
* deze kengetallen zijn wettelijk voorgeschreven

Toelichting op de financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Toelichting op de financiële kengetallen

Stabiliteit
Solvabiliteitsratio 
De solvabiliteit drukken we uit in een percentage van het eigen vermogen tegenover het totaal vermogen. Dit geeft inzicht in de mate waarin we in staat zijn om aan onze verplichtingen te voldoen. Dit kengetal wordt gedempt doordat we grote geldleningen hebben verstrekt aan woningcorporaties en voor de onderwijshuisvesting. Een solvabiliteitsratio die lager is dan 20%, wordt door de provincie als risicovol beschouwd.

Solvabiliteitsratio exclusief doorleningen
Omdat Breda in verhouding tot andere gemeenten grote leningen heeft verstrekt aan woningcorporaties en voor onderwijshuisvesting, geeft dit een dempend effect op de solvabiliteitsratio. Daarom wordt hier ook de solvabiliteitsratio weergegeven zonder deze leningen. Dit kengetal geeft een realistischer beeld van onze financiële positie.

Structurele exploitatieruimte 
Dit kengetal geeft informatie over de mate waarin we structurele lasten kunnen afdekken met structurele baten. Vanuit het BBV is de norm dat de structurele exploitatieruimte in evenwicht dan wel positief is.

Wendbaarheid
Belastingcapaciteit 
De belastingcapaciteit geeft weer hoe de lokale lastendruk in de gemeente Breda zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde. Het geeft hiermee een indicatie van de ruimte om extra inkomsten uit belastingen te genereren. De belastingcapaciteit wordt berekend door de totale woonlasten van een meerpersoonshuishouden in de gemeente in enig jaar te vergelijken met het landelijk gemiddelde in het voorafgaande jaar en uit te drukken in een percentage. De provincie beschouwt een belastingcapaciteit hoger dan 105% als risicovol.

Netto schuldquote 
De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast tegenover de eigen middelen. Het laat zien hoeveel de rentelasten en aflossingen drukken op de exploitatie. Dit zijn de signaleringswaarden van de provincie: < 90% is het minst risicovol, 90-130% is neutraal, > 130% is het meest risicovol.

Gecorrigeerde netto schuldquote
Bij de berekening van de gecorrigeerde netto schuldquote houden we rekening met doorgeleende gelden. Zowel de netto schuldquote als de gecorrigeerde netto schuldquote laten zien dat de lasten die samenhangen met onze netto schuld passen binnen een acceptabele bandbreedte.

Weerbaarheid
Grondexploitaties
Het kengetal grondexploitaties geeft een indicatie van het financiële risico dat de gemeente loopt met zijn grondportefeuille. Het kengetal wordt berekend door de boekwaarde van de grondexploitaties af te zetten tegen de totale baten van de gemeente (exclusief onttrekkingen aan de reserves). De provincie hanteert als signaleringswaarden: < 20% is het minst risicovol, 20-35% is neutraal, > 35% is het meest risicovol. Dit kengetal laat zien dat we voor de baten van de organisatie niet erg afhankelijk zijn van de opbrengsten uit grondverkopen. In het verleden zijn er flinke afboekingen geweest op de grondposities. De kans op een herhaling van een risico met deze omvang is klein.

Ratio weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen geeft een indicatie van de mate waarin de gemeente in staat is om niet begrote financiële tegenvallers op te vangen, zonder de noodzaak om direct te bezuinigen. De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald op basis van een inventarisatie en analyse van de risico’s die de gemeente loopt. Dit kengetal geeft de verhouding weer tussen het weerstandsvermogen en de risico's. Een ratio hoger dan 1 geeft een indicatie dat er voldoende weerstandsvermogen is om risico’s af te dekken.

Onbenutte belastingcapaciteit
Bij de onbenutte belastingcapaciteit kijken we naar de belangrijkste inkomsten voor de gemeente: de OZB, de afvalstoffenheffing en de rioolrechten. Dit kengetal geeft weer hoeveel ruimte de gemeente heeft om extra belastingen te heffen.

Wettelijke kaders
Renterisiconorm
De renterisiconorm heeft als doel om toekomstige renterisico’s op de kortlopende schuld te beperken. De renterisico’s worden berekend als de som van de aflossingen en de renteherzieningen op de bestaande langlopende schuld. Er geldt een wettelijke norm. Het totale jaarlijkse renterisicobedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal. De renterisiconorm dwingt daarmee tot spreiding van de aflossingen en renteherzieningen. De renterisiconorm is uitgebreid toegelicht in de paragraaf Financiering.

Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet betreft een plafond voor de kortlopende schuld van de gemeente, met als doel een te grote gevoeligheid voor rentefluctuaties op de kortlopende schuld te voorkomen. De kasgeldlimiet is wettelijk bepaald op 8,5% van het begrotingstotaal. Als de kortlopende schuld van een gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, moet de gemeente haar toezichthouder hiervan op de hoogte te stellen en een plan voorleggen om het daaropvolgende kwartaal weer aan de kasgeldlimiet te voldoen. In het overzicht staat een plusteken als de gemeente in het kwartaal onder de limiet is gebleven. Is de limiet in een kwartaal overschreden, dan is dit met een minteken aangegeven.

EMU-saldo
EU-lidstaten mogen een EMU-tekort hebben van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (bbp). In dit maximale tekort mogen, naast het Rijk, ook de decentrale overheden een aandeel hebben. Voor de jaren 2024 tot en met 2026 is ambtelijk overeengekomen dat de gezamenlijke ruimte voor de decentrale overheden 0,5% van het bbp bedraagt. De gezamenlijke ruimte voor de gemeenten bedraagt 0,34% van het bbp. Deze percentages moeten echter nog bestuurlijk bekrachtigd worden door het Rijk. In de septembercirculaire Gemeentefonds 2022 zijn de individuele referentiewaarden gepubliceerd die de afzonderlijke gemeenten als richtlijn kunnen hanteren. De referentiewaarde voor Breda bedraagt € -29 miljoen.